Het niet voorgelezen testament met getuigen: toch geldig!

A maakt op zijn sterfbed een testament, waarbij hij B onterft en C tot zijn enige erfgenaam benoemt. A is lichamelijk en geestelijk verzwakt, maar wordt door de notaris in staat geacht zijn wil te bepalen. De notaris verkiest het in deze omstandigheden het testament in aanwezigheid van twee getuigen te passeren, maar verzuimt het testament volledig voor te lezen. Wat is de sanctie, wie is erfgenaam van A: B of C?

 

Sinds 1 januari 2003 hoeven er bij het passeren van een testament geen getuigen meer aanwezig te zijn. Ook hoeft de notaris het testament niet meer helemaal voor te lezen. Maar….., als de notaris er vrijwillig voor kiest een testament toch in aanwezigheid van getuigen te passeren, bijvoorbeeld om daarover te kunnen worden gehoord als er na het overlijden mocht worden betwijfeld of de testateur zijn of haar wil wel kon bepalen, schrijft de wet wel volledige voorlezing van de akte voor.  Als volledige voorlezing van het testament achterwege blijft is het testament volgens de wet vernietigbaar, een  zware sanctie die blijkens de wetsgeschiedenis eigenlijk geschrapt had behoren te worden (maar wat nooit is gebeurd).

 

De Hoge Raad heeft nu in een recente uitspraak deze zware sanctie onaanvaardbaar verklaard.  Volgens de Hoge Raad miskent het voorschrift van volledige voorlezing van een notariële akte die in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden  in zijn algemeenheid de notariële functie. Het is bij het opmaken van een testament immers de taak van de notaris:

1.   ervoor te zorgen dat de verklaring van de erflater nauwgezet wordt  vastgelegd, en

2.   zo veel mogelijk te waarborgen dat die vastlegging aansluit bij de wil van de erflater.

De Hoge Raad acht in dit licht bezien de toegevoegde waarde van het voorschrift van volledige voorlezing van ondergeschikte betekenis, waardoor de (abusievelijk  niet geschrapte) wettelijke sanctie van vernietigbaarheid  buiten proportioneel is en daarmee onaanvaardbaar (HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:504). Wat betreft de casus: C is erfgenaam. B moet aantonen dat A niet compos mentis was toen hij het testament maakte.

 

Hieronder volgt een relevant gedeelte uit het arrest van de Hoge Raad:

 

3.6.2 (…) Bij het opmaken van een uiterste wil strekt de notariële functie ertoe dat de verklaring van de erflater nauwgezet wordt vastgelegd (..)  en dat zo veel mogelijk wordt gewaarborgd dat die vastlegging aansluit bij de wil van de erflater (…).  Het gaat dan ook te ver zonder meer de sanctie van vernietigbaarheid te aanvaarden indien niet is voldaan aan het vormvoorschrift van (algehele voorlezing). (…)

 

3.6.3 (…) Voor vernietigbaarheid is in een zodanig geval slechts plaats indien degene die deze vernietigbaarheid inroept (…) aannemelijk maakt dat door niet-naleving van het vormvoorschrift enig belang is geschonden dat met dat vormvoorschrift wordt gediend.

 

3.8 (…) dat de vraag naar mogelijke aantastbaarheid wegens het niet naleven van het vormvoorschrift (..) moet worden onderscheiden van de vragen:

–     of de verklaring van de erflater overeenstemt met diens wil (…), en

–     of de uiterste wilsbeschikking is tot stand gekomen onder invloed van een wilsgebrek (…).

Wat betreft deze laatste vragen kunnen in voorkomend geval de getuigen die bij het verlijden van de akte aanwezig zijn geweest, evenals de notaris, een verklaring afleggen.